Europese landen nog verdeeld over kosten van digitale euro
In dit artikel:
Demissionair minister Heinen waarschuwt dat EU-lidstaten nog verdeeld zijn over het kostenmodel voor de digitale euro en dat dit een van de hoofdknelpunten is in de lopende onderhandelingen. Het kabinet vindt dat de kosten evenwichtig en proportioneel moeten worden verdeeld tussen winkeliers, betaaldienstverleners en burgers.
De Europese Commissie deed twee jaar geleden een voorstel voor de invoering van de digitale euro; sindsdien werken het Europees Parlement en de Raad van de EU aan hun posities om vervolgens te onderhandelen. Onder het Deense voorzitterschap streeft de Raad ernaar dit kalenderjaar tot een gemeenschappelijke Raadspositie te komen, waardoor raadswerkgroepen in hoog tempo vergaderen. Over twee weken staan nieuwe overleggen van de Eurogroep (ministers van de eurozone) en de Ecofinraad (ministers van Economische Zaken en Financiƫn) gepland.
Heinen meldt dat er op hoofdlijnen overeenstemming is over procedures zoals aanhoudingslimieten, maar dat meerdere onderwerpen nog openstaan, met het kostenmodel als een van de belangrijkste. Concrete kosteninschattingen per ontwerpvariant ontbreken nu omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Wel verwijst hij naar een impact assessment van de Europese Commissie (2023), die de implementatiekosten voor banken en betaaldienstverleners raming op 2,8 tot 5,4 miljard euro.
Kortom: technische afspraken vorderen, maar wie welke rekening betaalt blijft een heet hangijzer in de besluitvorming over de digitale euro.